ETF-kosten uitgelegd: TER, spread en transactiekosten
Welke kosten je als ETF-belegger betaalt
De meeste rendementen sneuvelen niet door slechte keuzes, maar door kleine kosten die zich opstapelen. Bij ETF’s lijkt het eenvoudig: kies de laagste TER en klaar. In werkelijkheid zijn de kosten breder: je betaalt doorlopende fondskosten (TER of lopende kosten), transactiekosten bij aan- en verkoop, valutaconversiekosten als je in een andere valuta handelt, en ‘onzichtbare’ fricties zoals de bid‑ask spread en tracking difference. Elk onderdeel is op zichzelf klein, maar samen kunnen ze je netto rendement structureel drukken.
Laten we de belangrijkste posten schetsen. TER (Total Expense Ratio) zijn de jaarlijkse kosten die de aanbieder op het fondsniveau in rekening brengt voor beheer, administratie en overige operationele uitgaven. Deze worden al in de koers verrekend, je ziet ze dus niet als losse afschrijving. De spread is het verschil tussen bied- en laatprijs. Hoe lager de liquiditeit, hoe groter meestal de spread. Transactiekosten zijn de kosten die je broker aanrekent per order of als percentage van de orderomvang. Daarnaast kunnen er belastingen spelen (bijvoorbeeld transactietaksen in sommige landen) en dividendlekkage bij uitkerende fondsen die buiten Nederland bronbelasting betalen die niet volledig te verrekenen is.
Waarom doet dit ertoe? Een portefeuille met ‘slechts’ 0,50% totale frictie per jaar oogt efficiënt, maar op een horizon van 25 jaar is het verschil met 0,20% immens. Dankzij het rente‑op‑rente‑effect cumuleren kosten net zo hard als rendement. De oplossing is niet alleen de laagste TER kiezen, maar integraal optimaliseren: voldoende liquide producten selecteren, verstandig handelen en een broker kiezen met lage, transparante tarieven. Voor basisvoorlichting over beleggingskosten kun je terecht bij de toezichthouder: AFM – Wat kost beleggen? Voor verdieping in fondskosten en definities zie onder meer Morningstar en een korte uitleg van TER door een aanbieder: VanEck. Met dat raamwerk kun je onderbouwd kiezen en valkuilen vermijden.
Zo bereken je je totale jaarkosten met voorbeelden
Om je totale jaarkosten te berekenen, splits je eerst vaste van variabele kosten. Vaste kosten zijn de doorlopende fondskosten (TER of lopende kosten). Variabele kosten zijn onder meer transactiekosten, valutakosten en ‘onzichtbare’ marktfricties zoals de spread. Stel, je belegt €25.000 in een wereldwijde aandelen‑ETF met een TER van 0,20%. De directe fondskosten bedragen dan €50 per jaar. Koop je maandelijks voor €1.000 bij en betaal je €1,50 per order, dan zijn je transactiekosten circa €18 per jaar (12×€1,50). Handel je in euro’s en is er geen valutaconversie, dan blijft het hierbij; maar in een multi‑asset portefeuille komen vaak ook conversiekosten voor. Reken bijvoorbeeld met 0,10% conversie bij 6 transacties van elk €2.500 in een niet‑EUR‑ETF: dat is €15 totaal. Tot zover lijkt het overzichtelijk: €50 + €18 + €15 = €83 per jaar, ofwel 0,33% op €25.000.
Maar daar stopt het niet. De spread maakt veel uit, vooral bij minder liquide ETF’s of buiten de kernhandelsuren. Stel dat de gemiddelde spread 0,10% is en je doet 18 aankopen per jaar (12 periodiek + 6 herallocaties). Elke aankoop kost je gemiddeld de helft van de spread (je koopt immers ‘in’ de spread): 0,05%. Op een gemiddelde order van €1.389 (want je inleg loopt op door periodiek beleggen) is dat ongeveer €0,69. Over 18 orders is dat grofweg €12. Niet wereldschokkend, maar het telt mee.
Tracking difference is het verschil tussen de bruto indexprestatie en het feitelijke fondsresultaat. Het is vaak negatief door kosten en dividendlekkage, maar kán soms positief zijn (bijv. door securities lending of gunstige timing). Kijk daarom naast TER ook naar gerealiseerde tracking difference over meerdere jaren. Bronnen zoals Morningstar en aanbieders als VanEck geven nuttige context.
Kosten verlagen: brokerkeuze en handelsmoment
Kosten verlagen doe je systematisch. Begin met productkeuze: kies brede, liquide ETF’s met lage TER en voldoende handelsvolume op je voorkeursbeurs. Vermijd illiquide niches met wijde spreads als ze niet essentieel voor je strategie zijn. Kijk naar het fondsdomicilie en dividendbeleid (accumulerend vs. uitkerend) om dividendlekkage te beperken. Controleer daarnaast of je broker scherpe tarieven biedt op de beurzen die jij gebruikt, en hoe valutaconversie werkt. Een broker met lage vaste kosten maar dure FX‑toeslagen kan bij internationale ETF’s alsnog duur uitpakken.
Timing en ordertype helpen je de onzichtbare kosten te drukken. Handel bij voorkeur tijdens de overlappende kernuren van de onderliggende markten, wanneer spreads het smalst zijn. Gebruik bij twijfel limietorders, zeker bij ETF’s met minder volume. Vermijd handelen direct bij opening en sluiting, wanneer spreads vaak tijdelijk oprekken. Als je periodiek inlegt (DCA), kun je de transactiekosten verlagen door je inleg per periode te bundelen tot een bedrag waarbij de kosten in procenten acceptabel blijven, zonder je risicobeheersing uit het oog te verliezen.
Transparantie is je beste vriend. Lees de PRIIPs‑KID zorgvuldig: daarin vind je het kostenoverzicht en soms scenario‑analyses. Controleer jaarlijks de gerealiseerde tracking difference en vergelijk die met de TER; een structureel hogere afwijking kan duiden op extra fricties. Voor achtergrondinformatie en verdere verdieping kun je terecht bij Morningstar en de consumentenvoorlichting van AFM. En wil je een broker met lage, transparante tarieven en brede markttoegang, bekijk dan Easybroker. Consequent kosten besparen levert over 10–20 jaar vaak meer op dan proberen de markt te timen.